Bregje Bleeker: ‘Ik was het liefje van een drugsbaas'

 

 
De nieuwe Mabel Wisse Smit wordt ze wel genoemd. Bregje Bleeker is een keurig Amsterdam-Zuidmeisje dat aan het eind van haar studentenleven de vriendin was van een grote hasjhandelaar. Toen hij overleed, keerde ze terug naar de bovenwereld en schreef een roman over haar tijd als ‘gangsterliefje'.

 
Heel veel drinken, liefst champagne. Avond aan avond voor duizenden guldens eten in sterrenrestaurants. Auto voor de deur geparkeerd op de stoep, want zo doet een hasjkoning dat. En natuurlijk overnachten in de duurste suites van het Amsterdamse Amstel Hotel, of ergens in Zuid-Frankrijk.

Het leven van zijn vriendin is al net zo exorbitant. Bregje Bleeker, keurig academisch meisje uit Amsterdam-Zuid, belandde in die wereld toen ze in een café aan de praat raakte met een twintig jaar oudere ‘grote jongen' uit de softdrugshandel. Van haar 24ste tot haar 28ste was ze zijn geliefde, terwijl ze intussen tweemaal afstudeerde, (feministische) congressen organiseerde en werkbezoeken plande voor haar partij D66. Als gevolg van drankmisbruik en stress ­- een groot drugstransport van hem werd onderschept ­- kreeg haar geliefde in 1999 een hersenbloeding en overleed. Sommige criminele schuldeisers meenden dat Bleeker moest opdraaien voor de anderhalf miljoen gulden schuld die hij achterliet. Toen ze zich er met veel moeite uit had gekletst ­- ‘Mijn haar viel uit van de stress' -­ ging ze werken bij een ict-bedrijf als ‘kennismanagementconsultant'. Tegenwoordig stuurt ze projectleiders aan bij de Amsterdamse deelgemeente Westerpark.

Eind vorig jaar publiceerde Bleeker een roman over haar leven als gangsterliefje in de jaren negentig. De Walrus werd door NRC Handelsblad uitgeroepen tot een van de beste literaire debuten van 2007.

 
Is De Walrus wel een roman? Als je het leest, krijg je het gevoel dat het een autobiografie is waarin wat namen zijn veranderd. ‘Het is absoluut een roman, fictie. Natuurlijk is het wel sterk gebaseerd op wat ik heb meegemaakt. Het valt me op dat veel mensen net als jij denken dat het boek een verslag is van mijn leven met de hasjhandelaar. Dat komt waarschijnlijk doordat de stijl heel persoonlijk en realistisch is, als een autobiografie inderdaad. Connie Palmen kreeg hetzelfde commentaar toen ze De Wetten publiceerde.'

Hoofdpersoon Bibi vliegt in het boek naar schrijver Arnon Grunberg in New York om te vragen of hij een roman wil schrijven over haar leven als gangsterliefje. Dat is toch echt gebeurd? ‘Ik heb Arnon Grunberg inderdaad opgezocht, voor iets heel anders overigens. In het vliegtuig bedacht ik: misschien wil hij samen met mij wel een verhaal over de hasjhandel schrijven. Hij heeft er serieus over nagedacht. Vervolgens heb ik een contract opgesteld met de voorwaarden, onder andere over de royalties. Uiteindelijk hebben we dat contract beiden niet getekend en ben ik De Walrus zelf gaan schrijven.'

Waarom wilde jij dat contract, toen puntje bij paaltje kwam, niet meer tekenen? ‘Met mensen uit de hasjhandel had ik afgesproken dat we in hun kantoren mochten rondlopen. Ik was bang dat Grunberg daarover dingen zou opschrijven zonder te overleggen. Overigens komt hij nu wel als personage in mijn boek voor. Zelf vindt Grunberg dat hij in mijn roman is neergezet als het Grote Kwaad. Onterecht, alle mannen komen er in mijn roman enigszins lullig van af, simpelweg omdat ze niet de Walrus zijn, niet de grote liefde van hoofdpersoon Bibi. Ook jij zou er negatief van af komen.'

Grote Amsterdamse hasjhandelaren hebben je boek dus gekeurd voordat je het publiceerde? ‘Eén handelaar heeft het gelezen en beoordeeld of het kon; of niemand erdoor in de problemen kon komen. Via hem hebben ook andere jongens gezegd wat ze ervan vonden. Uiteindelijk heb ik op grond van hun mening een paar dingetjes veranderd.'

Waarom viel je eigenlijk op die hasjhandelaar? Waarom Bibi in het boek op hem valt, wordt me niet erg duidelijk. ‘In het begin viel ik helemaal niet op hem: hij was dik, oud en lelijk. Uit alles bleek dat hij crimineel was, niet iemand om mee thuis te komen in Amsterdam-Zuid. Maar ik vond hem wel erg spannend. En hij bleek al snel een heel leuke man, levenswijs. Voor mij was hij bovendien heel netjes. Hij behandelde me als een prinses. Ik had het gevoel dat hij een rode loper voor me door de hele stad uitrolde. Echt heerlijk. Wat ik ook voorstelde, bij voorbaat zei hij: dat doen we. Hij vond me geweldig, los van wat ik presteerde. Als ik eens een minder hoog cijfer had gehaald voor een tentamen, zei hij: ligt aan de hoogleraar, niet aan jou. Bij mijn ouders was dat precies andersom. Op het Ignatius Gymnasium haalde ik achten, mijn zus alleen maar tienen. Ik had het gevoel dat mijn ouders me niet goed genoeg vonden. Toen ik een keer de klas werd uitgestuurd, brak er thuis gelijk frontale paniek uit; mijn zus werd nooit de klas uitgestuurd. De verwachtingen thuis waren enorm. Kijk, als de verwachting is dat je advocaat wordt, kun je daar best aan voldoen. Maar als de verwachting is dat je een tweede Moszkowicz wordt, ben je nooit goed genoeg. Ik deed twee studies, maar mijn zus drie.'

 
Kom kom, om die reden word je nog geen drugsbaasvriendinnetje. ‘Wat ook een rol speelt: ik ben nogal avontuurlijk aangelegd. Op school was ik voorzitter van alle leerlingenraden en -groepjes die er maar waren en ik had de sleutels van het gebouw. Ging ik 's nachts met mijn vriendje de school in om het te doen in het examenlokaal. Ik ging ook in mijn eentje veel op reis. Op mijn 22ste dwars door de binnenlanden van Borneo.

‘Ik vond het heel spannend om met de Walrus om te gaan, ik was op zoek naar avontuur. Ik wilde als een soort undercoverjournalist de drugshandel van binnenuit leren kennen.'

Je bent vier jaar zijn vriendin geweest. Wat was daar nou zo leuk aan, die wereld van domme patsers die het stoer vinden om luid te bellen in een duur restaurant, pal naast het verbodsbordje? ‘Dat is jouw beeld. Een aantal grote hasjhandelaren had gestudeerd. De Walrus was een gesjeesde kunststudent. Hij wist er veel van af, had een prachtige schilderijencollectie. Veel hasjhandelaren hadden een uitstekende smaak. Ik kreeg daar veel van mee. Ik kon een port uit 1988 onderscheiden van een uit 1989. Het was een heel speelse manier van leven. De Walrus was geen patser, maar juist een heel integere en charmante man. Hij had besloten dat hij groots en meeslepend wilde leven, ook al wist hij dat hij daardoor niet oud zou worden.'

De drugshandel is ook een wereld van geweld, moord en bedreiging. ‘De oude garde van de hasjhandel die in de jaren tachtig opkwam omdat het klimaat in Nederland zo liberaal was, was helemaal niet gewelddadig. Toen ik erin rondliep, waren er in Amsterdam zeven grote hasjkantoren waarvan de Walrus er een runde. De meeste zaten in statige grachtenpanden in de Amsterdamse binnenstad. Klanten uit Duitsland, Engeland en Scandinavië kwamen langs om zaken te doen en sampletjes te testen. Het was geen wereld van geweld en moord. Die grote handelaren waren meer oude hippies en levensgenieters die deel uitmaakten van een grote gezelligheidsvereniging. De politie wist precies wat ze deden; ze moesten hartelijk lachen om de gedetailleerde politierapporten die ze soms in handen kregen. Ze werden met rust gelaten omdat de politie bang was dat anders cocaïnehandelaars en harde Joegoslavische criminelen de hasjhandel zouden overnemen.'

De Walrus verdiende dertigduizend gulden per dag. Zulke bedragen trekken natuurlijk ook zware jongens aan. Het is bekend dat Holleeder ook in de hasj zat. Zo onschuldig was die wereld niet. ‘Dertigduizend gulden per dag was alleen in het begin, later liep het inkomen van de Walrus terug naar tachtigduizend per maand. Klaas Bruinsma en de Heineken-ontvoerders zaten inderdaad ook in de hasjhandel, net als Sam Klepper en John Mieremet. Maar er gold onder de hippieachtige handelaren een ongeschreven verbod om met hen om te gaan.

‘Overigens is Amsterdam zijn functie als spil in de West-Europese hasjhandel bijna kwijt. Engelse en Duitse handelaren reizen zelf naar Spanje en Marokko om hasj in te kopen. En de handel is verschoven naar wiet die in Nederland zelf wordt geteeld en niet via kantoren in Amsterdam op de markt komt.'

Toen je geliefde overleed, bleek hij enorme schulden te hebben die zijn schuldeisers op jou wilden verhalen. Ben je niet bang dat ze je door de aandacht voor je boek nu weer weten te vinden? ‘Totaal niet. Ik ben na zijn dood met iedereen uitgebreid over die schulden gaan praten. Bij mijn boekpresentatie zijn een aantal grote hasj-jongens van toen langs geweest. Ze vinden dat ik het destijds heel netjes heb opgelost.'

Voel je je ­- nu je weer een net meisje bent -­ nooit schuldig over die periode dat je in de drugshandel verkeerde? ‘Hoezo, het lijkt me niet verboden om met iemand te gaan die in de hasjhandel zit. Ik ben nu trouwens niet netter dan toen.'

In je boek zet Bibi het hasjkantoor van de Walrus na zijn dood gewoon voort. ‘Het is een roman.'

Dat Bibi uiteindelijk uit die wereld stapt en bij een it-bedrijf gaat werken, is dat ook alleen maar fictie? ‘Ik ben een dag voor mijn dertigste verjaardag, in 2000, inderdaad bij een it-bedrijf gaan werken als kennismanagementconsultant. Ik wist niets van de it. Het was de tijd dat er zo'n tekort aan it'ers was dat ze psychologen, neerlandici en weet ik veel wie aannamen.'

Niet lang daarna werd je freelancer. In een interviewtje in Elsevier las ik dat je toen vijftien- tot twintigduizend euro per maand verdiende. ‘Ik was zelf ook verbaasd dat bedrijven ruim elfhonderd euro per dag voor me betaalden. Ik adviseerde ze over it-systemen die helpen de aanwezige kennis in een bedrijf in kaart te brengen.'

Ik neem aan dat je bij sollicitaties niet vermeldde dat je vriendin van een grote hasjhandelaar was geweest? ‘Dat was een deel van mijn privéleven, daar mogen werkgevers niet eens naar vragen. Bovendien was ik ten tijde van de hasjhandelaar gewoon student en congresorganisator. Mijn hele cv klopt. Er is niets gelogen.'

Wat vindt je huidige werkgever, de Amsterdamse stadsdeelraad Westerpark, er eigenlijk van dat je in een roman openbaart gangsterliefje geweest te zijn? ‘Ze vinden het erg leuk dat ik naast mijn baan van tweeënhalve dag een roman heb geschreven. Een mooi boek, vinden ze. Dat ik schrijfster ben vinden ze goed voor een meer sexy imago van het stadsdeelkantoor.'

Is het geen groot contrast tussen je huidige baan en je vorige leven? ‘Ja. Maar ik heb zo'n exorbitant leven gehad, dat ik daar wel aan toen ben: discipline en regelmaat. Bovendien heb ik een gruwelijke hekel aan regeltjes en bureaucratie, dat kan ik hier botvieren. Mijn taak is het om de gemeenteambtenaren te leren meer vanuit de burger te denken. Ik probeer de dienstverlening ­ het veel sneller afhandelen van vergunningaanvragen bijvoorbeeld ­ sterk te verbeteren. Heel boeiend. Als ik iets doe, stort ik me daar helemaal op: of het nou  mijn liefde voor een hasjhandelaar is, een roman schrijven of het verbeteren van de dienstverlening van de gemeente.'

Bregje Bleeker: De Walrus, Meulenhoff, € 16,90

fotografie martijn van de griendt

Website: www.bregje.nl



 
CV
 
Bregje Bleeker

Leeftijd: 37
Opgegroeid: Beethovenstraat, Amsterdam-Zuid
Ouders: vader psychiater, moeder hoogleraar oftalmogenetica (erfelijkheid van oogaandoeningen)
Studie: geschiedenis en bestuurskunde aan de UvA
Werk: 2,5 dag programmamanager bij stadsdeelraad Amsterdam-Westerpark, overige tijd schrijver
Verdient: 45 duizend euro bruto per jaar
Mooiste boek: Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran van Éric-Emmanuel Schmitt
Sport: paardrijden
Vakantieland: IJsland
Laatst gedanst: ‘Op 18 januari bij de oratie van mijn zus. Ze is hoogleraar theaterwetenschappen in Utrecht.'
Laatste joint: ‘Meer dan een jaar geleden. Ik vind drinken lekkerder dan blowen.'
Drinkt: ‘Op het moment drink ik weinig omdat ik heel gedisciplineerd leef.'