Dat zijn de dekjes aan de zijkant van het schip, die min of meer bedoeld zijn om van voor naar achter te lopen en vice versa. Min of meer, want met lopen moet je aan dek altijd voorzichtig zijn. De gangboorden zijn vrij van op en afstapjes. Dat pleit in hun voordeel. Maar ze lopen naar buiten toe af. Dat is niet zo zeer om water te lozen als wel om horizontaal te zijn als het schip scheef ligt. Onder zeil is het op het loefgangboord redelijk prettig toeven. Het lijgangboord is prima oefenterrein voor alpinisten. Bovendien staan de zeilen aan lij, dus het meest opvallende wat voetgangers aan lij doen is de windstroom verstoren.
een vervelend onderwerp om ter sprake te brengen. Je zou haast niet meer willen zeilen. Zeilen doe je tenslotte om lol te hebben van je leven. Maar zeilen doe je misschien nog meer om na te genieten van het gevoel dat je iets moeilijks tot een goed einde hebt gebracht. Als een uitgelaten zeildag eindigt met een paar honderd gulden schade, ga je toch denken of je met datzelfde geld op een andere plaats niet veel meer plezier had kunnen hebben.
Als een uitgelaten zeildag eindigt met een gecombineerde actie van reddingsboot en helicopter, dan kun je je afvragen of jouw pleziertje die kosten waard is. Zeilen is plezierig, dat moet wel, anders zouden niet zoveel mensen het doen, maar je moet er wel even bijblijven. Het is absoluut onvergelijkbaar met een kermis of discotheek. Een vrijblijvende disco mentaliteit leidt gegarandeerd tot een hoop verdriet.
Nog maar zeventig jaar geleden was zeilen zelfs werk, een vak. Men voer toen niet voor de lol. Als je van 's morgens vroeg tot 's avonds laat alert moet zeilen, ook 's winters en met primitieve hulpmiddelen die de arbeid nauwelijks verlichten, dan moet de lust je wel vergaan. Misschien betalen vakantiegangers over zeventig jaar fors om een paar weken jouw werk van nu te mogen doen. Dat geloof je toch niet. Die schippers van toen zouden het ook niet geloofd hebben.
Waren er zeventig jaar geleden dan geen mensen die voor de lol zeilden? Zeker wel, maar zeilen hijsen en navigeren, daar had je personeel voor. Alsmede voor het mixen van je drankje. Shaken, not stirred, thank you.
Bruin worden op een zeilboot is gevaarlijker en omslachtiger dan bruin worden in Benidorm. Hoewel het af en toe ook andersom is, want op het IJsselmeer rijden geen tasjesdieven op brommers rond. Met de uitvinding van de waterscooter is er uiteraard wel de kiem voor gelegd. Maar we dwalen af.
Het is moeilijk uit te maken of er gezeild wordt vanwege het gevaar of ondanks het gevaar. Het sluit elkaar trouwens niet uit. Klimt iemand ondanks of vanwege het gevaar naar de top van de Mount Everest? Wat denkt hij als hij - teruggekeerd in het dal - zijn zwartbevroren vingers moet laten amputeren? Is het een geslaagde tocht geweest omdat hij aan slechts één klauw invalide is geworden? Met een vliegtuig en een parachute kun je ook naar de Everest. Binnenkort misschien wel met een TGV.
Hoe gevaarlijk is zeilen eigenlijk? Net zo gevaarlijk als motorrijden? Ook Volkswagens Golf vormen op het IJsselmeer geen bedreiging. Er verongelukken motorrijders met 100 km ervaring en anderen verongelukken ondanks 600.000 km ervaring. Motorrijden is dus gevaarlijk, maar niet voor iedereen even gevaarlijk. Er zijn blijvertjes die het lang volhouden.
En hoe zit het met zeilen? Zaterdag 16 mei 1992 hebben helikopters en schepen nog een dag lang vergeefs gezocht naar een Zandvoortse catamaranzeiler. Zo gevaarlijk kan het dus zijn. Over zijn kennis en ervaring is mij niets bekend. Al met al schat ik dat er meer mensen hun plezier in het zeilen verloren hebben, dan behouden. Wat dat betreft, is zeilen een nogal elitaire sport.
Aan de andere kant kun je ook thuis over iets struikelen en met je oog op de knop van de verwarming vallen. Of iemand laat een schaar op de bank slingeren en ...
Helemaal niks doen is het veiligst. Maar ook dat kun je weer anders zien, want de meeste mensen sterven in hun eigen bed. De meeste blessures zijn natuurlijk niet fataal. Een opgelichte of gescheurde nagel, een rooie neus vanwege de zon, schrale handen door het hanteren van touwen (handcrème is een cosmetica-soort waar je veel plezier van hebt aan boord - evenals Labello en sunblocks), een schram op je huid van een stuk staaldraad, een bult omdat de tafel of het aanrecht tegen je aan slingerde, pijn aan je teen omdat je tegen een lier geschopt hebt.
Op een varende zeilboot loop je elke dag wel iets op. Misschien is dat wel de reden waarom vissers op oude foto's altijd zo nors kijken. Minder onschuldige blessures: als de giek iemand raakt is het meestal van achteren, als je hem ziet komen duik je wel weg (en dan natuurlijk niet met je oog in een lierzwengel). Als het heel hard aankomt ga je bewusteloos met hersenletsel overboord. Klapperende touwen en zeilen hebben een instinct om in je oog te slaan. Brandwonden ontstaan in het kombuis als er een pan van het gasstel vliegt. Vingers kunnen door een touw afgekneld worden. Veel mensen in de binnenvaart missen vingers en voeten, meer dan zeelui. Juist in de binnenvaart wordt vaak aangelegd.
De krachten die op touwen van zeiljachtjes werken, zijn meestal veel minder groot. Maar af en toe zijn de belastingen op het lopend want wel ruim voldoende om een vinger (een pinkje loopt meer risico dan een duim) te amputeren. Zeilen zou volkomen veilig zijn als het touwwerk zelf bij dat soort belastingen zou breken (hoewel je dan de wegspringende helften weer in je ogen kunt krijgen). In de praktijk gebeurt dat maar zelden omdat de meeste touwen overbemeten zijn. Dat heeft een ergonomische reden: dikkere touwen liggen prettiger in de hand en snijden trouwens ook minder snel een stuk van de bemanning. Wat dat betreft vereist staaldraad nog weer meer voorzichtigheid dan kunststoffen. Per kilo is kunststof sterker, maar per millimeter doorsnede/dikte is staaldraad veel sterker. Een gespannen staaldraadje geeft absoluut niet mee. Gelukkig is niet elk lichaamsdeel dat bekneld raakt meteen verloren. Maar ook een gekneusde vinger staat niet bovenaan de lijst van redenen om op zeilvakantie te gaan.
Dus voorkomen is het allerbeste: Ga daarom nooit in een lus staan. Als je een touw in je hand neemt, pak hem dan niet vlakbij een paal, lier of kikker. Mocht het dan zo zijn dat je het touw niet kan houden of niet hoort te houden (vaak heb je een touw juist opzettelijk in je handen om schokken glad te strijken - een lijn die vastgeknoopt is, heeft geen andere keuze dan met een ruk houden of breken en vooral dat laatste is weer slecht voor de bloeddruk, want als dat touw niet iets vast moest houden, dan was het niet aan boord) dan heb je de ruimte om te vieren en tegelijkertijd je handen buiten de gevarenzone te houden. Veiligheid is een kwestie van risico’s vermijden en niet al te veel aan het toeval overlaten. De kans dat iets toevallig verkeerd gaat, is dan vanzelf ook klein.
bagage kan geen kwaad op een zeilscheepje, mits. Daar heb je het alweer, kan zeilen nu nooit eens ongecompliceerd zijn? Ja hoor, als je op-zijn-Jan-boeren-fluitjes zeilt. Is daar iets tegen? Hoe groter het water hoe meer er op tegen is. Zeewaardigheid zit in een paar miljoen betrekkelijk kleine dingen.
Gewicht kan geen kwaad, mits het scheepje stilligt. Als het scheepje vaart kan gewicht ook geen kwaad, mits het zich in de buurt van de kiel bevindt. Dat gewicht daar eerder positief dan negatief werkt, bewijst de bouwer al door hier een paar duizend kilo (= een heel rijtje Kawasaki's) vloeibaar lood in te schenken. (Geen zorg: dat is inmiddels gestold.) De kiel hangt in het midden onder het schip.
Dus: tijdens de vaart geen kratten bier en zakken aardappels in de voor- of achterpiek, maar slaapzakken (opengeritst, dan kunnen ze een beetje uitwasemen, je kampeert tenslotte in een ietwat(?) vochtige omgeving).
Als de einden zwaar zijn, gaat het schuitje moeilijker over de golven, dus vaker er dwars doorheen. Je kunt deze bewering toetsen door met vier man op het voordek te gaan zitten. Als je met zijn allen helemaal achterop gaat zitten, dan springt de boeg steeds omhoog en landt even later weer met een wezenloze knal in het water. Dat stoort de opvarenden en remt de boot. En in de bovenste kastjes horen geen flessen cola, maar theezakjes en koffiefilters.
Uiteraard ligt een zwaardere boot dieper in het water en vaart dus wat stroever. Gewassen grindtegels aan boord brengen om wat extra ballast te hebben, is dan ook niet zinvol. Aan de andere kant hoef je niks thuis te laten wat aan een geslaagde vakantie bijdraagt, uit bezorgdheid over het draagvermogen van de boot. Heel anders dan kamperen met een fiets of een rugzak. Zolang het zwaartepunt laag blijft, wil de boot rechtop liggen en verzet zich goed tegen de winddruk. Elke centimeter die een tas met bagage lager geplaatst wordt, levert winst. Let op grammen, dan passen de kilo's op zichzelf. Hoe rechter de boot ligt, hoe hoger de snelheid en zelfs de meest relaxte Beerenburg toerzeiler stelt snelheid op prijs als de bliksemstralen links en rechts naast de boot in het water slaan.
Als je met iets bezig bent, wat in principe op veel plaatsen aan boord kan, zoals genieten van het uitzicht of een boterham eten, zoek dan een laag plekje en/of een plekje aan de kant waar de wind vandaan komt, zo dicht mogelijk bij het midden van de boot. Als je ergens zin in hebt wat alleen maar op een 'ongunstige' plaats kan, geneer je dan niet, maar doe het en voel dat de boot kracht genoeg heeft om dat ook nog te dragen. Hij slaat heus niet om. Hij gaat wel (iets) schever en/of langzamer. Het kan het verschil zijn tussen koffie in een kopje en koffie op je schoen.
De giek is het rondhout (van aluminium) dat min of meer horizontaal achter de mast hangt, ongeveer een halve meter boven het dek. Hier zit de onderrand (onderlijk, spreek uit: onderleik, niet: onderluk) van het grootzeil aan vast.
Er zijn zes bewegingen die een schip kan maken, plus alle mogelijke combinaties van die zes bewegingen. Sommige mensen kunnen daar goed ziek van worden. Er zijn drie rotaties en drie verschuivingen mogelijk. Het schip kan roteren om zijn lengte as; dat heet slingeren. De rotatie om de breedte as (zoals een wip – in de speeltuin) heet stampen. De rotatie om de staande as (zeg maar: de mast) heet gieren. Voor wie ondanks deze beproevingen zijn kapucijners binnen kan houden: er zijn nog drie bewegingen. Verschuivingen langs de staande as; omlaag heet het dompen, omhoog weet ik niet of er een woord voor is, maar dat geeft ook niet, want als je het verschijnsel wil bespreken, wacht je gewoon even. Als de boot omhoog beweegt, komt hij even later weer omlaag en dan noem je het gewoon weer dompen. Verschuivingen langs de breedte as: verzetten. Achterwaarts versnellen langs de langs as heet schrikken. Zoals gezegd: scheepsbewegingen zijn meestal combinaties van deze zes. Niet meer: dat valt dus best nog wel mee.
Gijpen is een moeilijke manoeuvre, die zo weinig mogelijk uitgevoerd wordt, maar soms kan het niet anders. Bij gijpen komt de wind (ongeveer recht) van achteren. Normaal gesproken wijst de giek van de wind af. Gijpen wordt noodzakelijk als de giek (door een draaiing van de wind of na een koerswijziging) naar de wind toe zal wijzen. Bijvoorbeeld: wind van bakboord en giek naar bakboord. Het gevaar is dat de wind op een kwaad moment tegen de achterkant van het zeil gaat blazen, waarna de giek met 350 kilometer per uur over het dek suist en de bemanning decimeert. Gijpen is eigenlijk hetzelfde, maar dan gecontroleerd door de opvarenden. De schoot wordt ingehaald (zwaar werk, want de wind probeert dit te verhinderen) tot de wind erachter slaat, waarna de schoot gebruikt wordt om de giek af te remmen. De roerganger moet ook opletten, want de boot is tijdens deze manoeuvre moeilijk op koers te houden. Het grootzeil staat namelijk eerst aan de ene zijde naast de boot en even later aan de andere zijde. Als het zeil aan bakboord naast de boot staat te duwen, dan wil de boot dus naar stuurboord afdraaien (net als wanneer je in een kano slechts aan de linkerzijde naast de boot peddelt). De roerganger staat dit uiteraard niet toe en stuurt tegen, alsof hij of zij naar bakboord wil afdraaien. Het zeil geeft een kracht naar stuurboord, de roerganger met de helmstok een even grote kracht naar bakboord, dus de boot gaat rechtdoor. Na de gijp (dus korte tijd later) probeert het zeil de boot naar bakboord te laten draaien (de kanoër peddelt nu alleen rechts) en het duurt even voordat de roerganger heeft uitgetest hoeveel tegenroer deze nieuwe situatie vereist. Hij geeft eerst te veel roer, dan weer te weinig, et cetera. Na wat geslinger keert de rust weer terug aan dek. Reden genoeg dus om voor een gijp iedereen te waarschuwen, (juist) ook de mensen benedendeks. Nadat het voorzeil naar de andere kant is uitgeboomd, kun je zeggen dat de manoeuvre is voltooid.
GPS is de techniek waarmee een speciale ontvanger dankzij signalen van satellieten kan uitrekenen waar je bent. Kinderen vinden het totaal normaal dat er een GPS-ontvanger in hun telefoon zit, maar het is helemaal niet zó lang geleden dat GPS nog niet bestond en ook niet zo lang geleden dat een GPS-ontvanger nog 5000 DMark kostte.
De GPS neemt een driehoekspeiling op de satellieten die boven de horizon staan en waar de lijnen elkaar kruisen bevindt zich de ontvanger alsmede degene die hem afleest. Een GPS levert niet alleen een punt op de kaart, maar ook de hoogte boven zeeniveau. Als die op een boot niet op nul staat, heb je meteen een gesprek.
De generatie die nog heeft meegemaakt dat het topnotch navigatiesysteem de Michelin-kaart was en bijgevolg wel eens 15 kilolmeter meer gefietst heeft dan nodig was, is nog geregeld verbijsterd over de nauwkeurigheid. "Bestemming bereikt"