Slaapzak, lakenzak, kussensloop, eventueel een luchtbed, schoenen met stroeve maar geen zwarte of afgevende zolen, waterdichte jas en broek (die tegen een stootje en een staaldraadje kunnen), muts of sjaaltje, handschoenen, zwembroek, zonnebril, medicijn tegen zeeziekte, laarzen, slippers voor in de douche, warme jas, trui, tandenborstel, zeep, handdoek, pre en aftersunmiddelen, oordoppen, paspoort, iets te lezen. Alles wat nodig is om het bovenstaande in een bruikbare staat te houden. Alles wat thuis ook onmisbaar is.
Uiteraard onmisbaar voor een buitensporter die niet in de subtropen op reis is. Bovendien erg handig als parasol, want op een zonnige dag met weinig wind kan de temperatuur flink oplopen.
Een peiling is de (kompas)hoek meten waaronder je iets ziet. Een kerktoren, een tegenligger, etc. Een peiling geef je ten opzichte van de windstreken, het schip of jezelf. Je ziet iets bijvoorbeeld op 148˚ (dat doe je niet op de gok, maar met behulp van het peilkompas, dat bij de kaartentafel ligt), op acht uur = links achter je (in de U.S. Air Force sprak men bijvoorbeeld over "Bandit at eight o'clock" als er een Messerschmidt van die kant naderde), iets achterlijker dan dwars aan stuurboord, precies achter de mast, net naast de roerganger of over je linkerschouder. Als de peiling op een tegenligger, een oploper of een kruisend schip voortdurend hetzelfde blijft, dan mondt dat uit in een aanvaring. Als je een speedboot ziet naderen over je linkerschouder en je ziet hem dertig seconden later precies hetzelfde (maar groter) over je linkerschouder, dan moet hij zijn koers of zijn snelheid veranderen of wij. Als dat niet gebeurt dan blijf je hem over je linkerschouder zien tot hij tegen die schouder aanzit. 'Iemand in de peiling hebben' is niet genoeg. De peiling moet verlopen.
Zeilverhalen of films staan vaak zo bol van serieuze somberheid, dat je je wel eens afvraagt wat er eigenlijk zo leuk is aan zeilen? Het is nostalgisch; het contact met wind, zon, water, kou, regen; het aankomen in plaatsen waar je nooit of lang niet geweest bent; de heimelijke jaloezie van mensen die nu geen vrij hebben; het milieuvriendelijke; de schoonheid van je boot en van andere boten; je wordt snel bruin; het geklots naast je hoofd als je wakker wordt; de vorm van de golven; het licht; de ruimte; de kleuren; de medezeilers; de (betrekkelijke) snelheid; de gereedschappen; het knusse bootje; de vogels; de noodzaak om elkaar te helpen; het oplossen van donkere relatiewolken; de stilte en hopelijk is deze lijst nog veel langer. En wat is niet zo leuk aan zeilen? Honger (lees: trek), zonnebrand, behoefte aan een toilet of douche, angst voor letsel, schade of schande, onenigheid, tegenslag, het feit dat je over een paar dagen weer in je werkritme zit, geen post, geen televisie, geen auto, weinig leefruimte, zere oren van de wind, wondjes, blauwe plekken, lege gasfles, een slechte ligplaats, koekjes op, een metgezel die snurkt, met zijn verkeerde been uit bed gestapt is of erger, kapsones, pretenties, medewatergebruikers die geen rekening met je houden, dat zeilen zo duur is, afwassen, verkeerde wind (verkeerde sterkte, verkeerde richting), herrie, de maximumsnelheid van 10 kilometer per uur, onweer, noodweer, pokkeweer, olie in het water en wie weet is deze lijst zelfs nog niet volledig, brr.
In Waterkampioen 21 van jaargang '91 stond een rijtje tips om de buren ervan te overtuigen dat de cracks gearriveerd zijn: Geef alle opvarenden hetzelfde (HEMA of Zeeman) t shirt te dragen. Verwijder de kraanlijn en leg de giek in de haven gewoon op het dek. Verzamel emblemen van dure zeilmakers op je boot. Praat met elkaar onder de douche over bepaalde boeien. Hijs iemand in de mast als de terrassen vol zitten. Rol de protestvlag in het achterstag, altijd stand by. Laat op onlogische tijdstippen lieren ratelen. Hijs een vlag in het voorstag met de naam van het schip of een bedrijf (al of niet de sponsor). Praat op de steiger hard en geaffecteerd. Laat bossen kleurig touwwerk slingeren. Maak van gewone zeilen kevlar zeilen door er een pot koffie overheen te schenken en het een nachtje in te laten trekken. Verzamel zoveel mogelijk zeilzakken en zet ze aan dek, desnoods gevuld met oude kranten. Knip zwarte tape in bepaalde vormen en plak dat op mast en giek. Plak ook alle uitstekende delen van het want af met zwarte tape. Schilder de naam van een buitenlandse haven op de spiegel. Zodra je in de haven bent gooi je de hele steiger vol met spullen. Loop altijd met fluorescerende zonnebrand op je neus, eventueel met gletsjerbril. Haal je oude bootschoenen uit de vuilnisbak en draag ze met blote voeten. Kruip over het dek met een schroevendraaier of meet met een rolmaatje alles op en pruts wat aan wantspanners. Kijk op geregelde tijden met drie man de mast in en wijs omhoog. Schrijf naast de genuarail bepaalde formules op tape. Zie je een van deze verschijnselen bij de buren dan weet je dat ze wel eens een Waterkampioen lezen.
als je nog een gezond gerecht weet, dat lekker smaakt en niet veel handelingen of apparatuur vraagt, onthoud het dan of schrijf het op en neem het mee.
Ook bekend van galerijen, trappenhuizen en balkons, maar toch anders. Relingen zijn meestal geconstrueerd uit buizen en komen boven je middel uit. Op een jacht is maar een klein gedeelte van de reling van starre pijpen. Bij de voorsteven staat een stukje, wat preekstoel heet. En achterop nog een stukje: de hekstoel. Zitcomfort hoef je niet te verwachten. Ook de hoogte is minder dan bij gebouwen, iets boven of onder de knie. Tussen de preek en hekstoel loopt staaldraad over een aantal scepters. Staaldraad ligt natuurlijk niet zo lekker in de hand als het de laatste strohalm is waar je aan hangt, maar een dikke, zachte kunststof is geen verbetering. Synthetisch touw verliest namelijk door de ultra violette straling in het daglicht zijn sterkte en wordt onbetrouwbaar. Bovendien rekt het en met staaldraad houd je lange tijd een lekker strakke reling. De reling is een veiligheidsmiddel, maar veel stelt het weer niet voor. Als je staat, helpt hij in ieder geval geen zak. Je wordt eerder beentje gelicht, dan dat hij je behoedt voor overboord vallen. Een reling heb je voor het idee. Iedereen durft over een plank van een meter breed te fietsen, zolang de plank op de grond ligt. Leg diezelfde plank over de bogen van de Van Brienenoordbrug dan blijven alleen de moedigsten over. Zonder reling durft haast niemand open water op. (Psychologie vind je overal.) Een reling is ook wel eens lastig. Een van de bijwerkingen is inherent aan het medicijn: een reling doet zijn best om de opvarenden aan boord te houden. Maar in de haven gaat hij daarmee door, terwijl de bemanning dan van het schip af wil, dus dan is een reling contra productief. Sommige schepen hebben daarom gedeelten in de reling, die in de haven open kunnen. Helaas kunnen ze ook op zee open, dus vroeg of laat werkt dat weer averechts. Verder dwingt de reling touw wel eens tot een omweg. De meeste ellende heb je met de schoot van een uitgeboomde fok. Die loopt soms bijna haaks over de reling en dan is het maar weer afwachten of het allemaal heel blijft. Niet vreemd dus dat je wedstrijdschepen wel eens zonder reling ziet varen. Overigens missen die schepen wel eens een overwinning omdat er foredeckers (inderdaad: niet front decker) opgevist moeten worden, die over de muur zijn gegaan (die zijn altijd de sigaar. In de haven herken je foredeckers aan de angstige blik. Zeilers die de functie van gorilla vervullen, herken je ook van ver: aan hun postuur. Zij zijn er om de lierzwengels te bedienen.) Dat pleit toch weer voor een reling. Een moeilijke tactische beslissing: waar helpt de reling het beste mee aan het kampioenschap, aan dek of in de schuur?
Als de wind toeneemt of als je langzamer wilt varen moet er zeil geminderd worden. Dat heet reven. Of Gerard Reve alleen met windkracht 2 durft te zeilen, weet ik niet. Hoe moet het: Je zoekt een stukje water op met weinig verkeer en andere hindernissen. Om het grootzeil te reven, houdt de roerganger de boot op een aan-de-windse koers. De grootschoot wordt gevierd, de boot vaart alleen op de fok. Dan moet de grootzeilval gevierd worden om het zeil een paar meter te laten zakken. De voor- en achterzijde van het grootzeil worden weer aan de giek bevestigd, maar een kwart van het zeil hangt nu werkloos onder de giek. Terwijl de rest oplet of het goed gaat, zet een bemanningslid de grootzeilval weer door en omdat het hard waait mag er veel spanning op gezet worden, dan wordt het zeil iets vlakker, de wind stroomt er makkelijker weer uit.
Met de schoot wordt het zeil weer aan het werk gezet. Die losse flap grootzeil hangt nog steeds los onder de giek. Die flap kan opgeknoopt worden met behulp van zogenaamde reefknuttels. Dat zijn touwtjes die permanent in het zeil zitten. De knuttels mogen niet hard aangetrokken worden; ze dienen alleen om het zeil op een rolletje te houden. In de knuttels wordt een plat knoopje gelegd. Omdat bij het reven de vierkante meters boven uit de tuigage verdwijnen, neemt de slagzij merkbaar af. Boven in de mast waait het namelijk harder dan bij de voet en een kilo winddruk veroorzaakt op 14 meter hoogte meer helling dan 3 meter boven het dek.