Landvast

een landvast is een touw waarmee de boot aan het land (of aan een ander schip) vast is gemaakt.

We onderscheiden trossen en springen. Een tros staat van het schip af, vanaf de boeg naar voren. Een spring staat langs het schip.

Hoe belangrijk zijn al die speciale woordjes? Ja, niet. Of toch?

Het is best prettig als de een zegt "Wil je de voorspring weghalen?" en een ander dat begrijpt. Het alternatief is "Wil je dat blauwe touw met dat rode kriebeltje van die paal halverwege de boot even weghalen?" "Bedoel je dees?" "Nee, die lange." "Dees?" "Nee, die lange die in het midden doorhangt."

Lier

met een lier kun je een touw doorhalen of vasthouden als handkracht te kort schiet. Een lier ziet er ongeveer uit als een omgekeerde bloempot. In het gat past een zwengel. Ongeveer zoals bij een ouderwetse koffiemolen. (Zonder zwengel ben je echt onthand, dus houd hem in de gaten. Er schijnen al heel wat lierzwengels (f 85, ) op de bodem van het IJsselmeer te liggen. Misschien wel lucratieve business voor een sleepnetvisser. Ik heb tenminste nog nooit van lierzwengelquota gehoord.) Je slaat het touw drie of vier keer met de klok mee om de trommel en blijft hem er strak omheen trekken. (Alle lieren draaien rechtsom. Totdat het tegendeel blijkt, bijvoorbeeld op een Belgisch jacht. Normaal gesproken draait een lier alleen linksom als het hele jacht meedraait. ) Met je andere hand draai je de zwengel rond. Je moet het stuk touw tussen de lier en je hand strak houden, omdat het anders slipt. (De lier draait dan rond zonder het touw in te korten.) Hoe meer slagen er om de lier heen liggen, hoe minder spanning je op het touw hoeft te houden. Soms is het voor een persoon te zwaar om het touw strak te houden èn de lier rond te draaien. Dan moet er een met beide handen draaien en een ander sjorren. In de lier zitten tandwielen, zodat de trommel langzamer draait dan de zwengel. Daarmee wordt je handkracht vermenigvuldigd. Sommige lieren hebben zelfs twee snelheden en heel dure nog meer. Dan kun je de zwengel in beide richtingen draaien. (De lier niet, die blijft ook nu rechtsom draaien.) De ene kant op kun je veel kracht zetten en de andere kant op nog meer. Daardoor voel je soms niet hoeveel kracht je geeft en wordt het touw veel verder doorgezet dan goed is. Dat is niet erg: gewoon het touw iets minder strak om de lier getrokken houden, waardoor het weer wat terug kan slippen.

Loef

Loef is de zijde waar de wind vandaan komt. Als de wind van links komt, dan zit je linkeroor aan loef. De kant waar de wind naar toe waait heet lij. Oud zeemansrijmpje: Aan loef loden en vissen, aan lij kotsen en pissen. Tafelkleedje uitschudden zit niet in het rijmpje, dus zul je zelf moeten bepalen of dat het handigst gaat met de wind mee of tegen de wind in.

Logboek

In het logboek noteer je per regel: tijd, stand van de log, de kompaskoers die aangehouden wordt, de bootsnelheid, de windsnelheid en richting en alle andere dingen waar een kolom voor is. Bij koerswijzigingen wordt altijd het logboek bijgewerkt (met de nieuwe koers) en verder elke keer dat iemand de behoefte voelt. Geschikte momenten zijn het passeren (haaks op de hartlijn van de boot) of ronden van een boei (mits deze op de kaart staat – vissers laten ook allerlei bakens achter, maar die liggen niet op een vaste plaats), als de grote wijzer op de twaalf staat of na het nemen van een peiling op een kerktoren ofzo. Het logboek is van oudsher de basis voor je plaatsbepaling. Als bijvoorbeeld het zicht terugloopt tot minder dan duizend meter (en de GPS in de error schiet) dan moet je op basis van de gegevens in het logboek kunnen reconstrueren waar je je bevindt. Met een dergelijke heiigheid wordt het moeilijk om iets (een haven bijvoorbeeld) op zicht te vinden.

Mae West

Als iemand je aan dek stuurt en je aanraadt je Mae West aan te doen, dan wordt je geacht een zwemvest aan te trekken. Om een kort verhaal lang te maken: een gouden tijd voor zwemvestfabrieken was de tweede wereldoorlog. Er werd geschoten op alles wat bewoog, in het bijzonder op schepen. (Als er iets in beweging was wat niet van een vriendje was, konden er namelijk spulletjes inzitten, waar je later een boel last mee kon krijgen. En dat de belangstelling daarbij vooral naar schepen uitging en niet naar straalvliegtuigen, is logisch als je bedenkt dat die laatste weliswaar verzonnen, maar nog niet in gebruik genomen waren. Conclusie: als iemand jou je scheepjes ontnam, dan had je echt een transportprobleem. Was je geen minister, maar opvarende dan had je nog een probleem extra, want mensen zijn niet geschikt om zonder schip de Noord-Atlantische Oceaan over te steken. Vissen zien er tenslotte niet per ongeluk heel anders uit. Een zwemvest lost het probleem niet op, maar verkleint het overlijdensrisico wel een beetje.) In die tijd bestond Madonna nog niet. In plaats daarvan werd er gefloten naar Mae West. Men stoeide liever met haar dan met de vijand. Overigens zijn de zwemvesten tegenwoordig meer Pamela’s dan Mae Westen, maar zij heeft het stadium van soortnaam nog niet bereikt. Zwemvesten zijn een beveiliging tegen verdrinken (Je zou denken dat verdrinken iets met alcoholisme te maken heeft, maar feitelijk is het een fataal zuurstofgebrek doordat zich een laagje water tussen jou en de atmosfeer bevindt). Je trekt een zwemvest dus aan als het schip zinkt of als dat dreigt. Voorbeeld: Er valt een dichte mist over je heen en je hoort een scheepsmotor. (Er is overigens ook een reddingsvlot aan boord. Gebruiksaanwijzing: kist overboord, een ruk aan het touw en pfffff. Uw vlot ligt gereed, mevrouw. Dank je, James. Op de kist staat 6 persoons, maar het gerucht gaat dat de capaciteit van vlotten vastgesteld wordt door een onderzoeksinstituut in het land waar de Pygmeeën wonen. Hoe heet hun landje eigenlijk?) Zolang het schip drijft is geen reddingsvest in de wereld een alternatief voor aan boord blijven, tenzij er een niet te blussen brand woedt. Nu zijn er natuurlijk omstandigheden, waarbij mensen van boord stappen terwijl ze dat niet eens niet proberen. Ook dan kun je een zwemvest dragen. Voorbeeld: er staat een hoge en onregelmatige zee en het schuitje bonkt en slingert alle kanten op. Een zwemvest helpt uiteraard niet tegen overboord vliegen en je moet er ook even niet aan denken dat je in zo'n zee een drenkeling moet zoeken en weer aan boord hijsen. Een zwemvest kan dus een vals gevoel van veiligheid geven. Het kan zelfs overboord slaan bevorderen, omdat je gehandicapt bent in je bewegingen. Toegegeven: je blijft tenminste met je luchtinlaat boven water zonder daarvoor zwembewegingen te hoeven maken. Dat is geen luiigheid, want er verdrinken meer mensen door onderkoeling dan door zuurstofgebrek. Onderkoeling stel je uit door als een ongeboren kind opgevouwen in je zwemvest te gaan hangen en vooral geen zwembewegingen te maken, behalve dan misschien in de richting van de reddingsboei die je door de achterblijvers toegeworpen is. Dat is vooral aan te raden als je geen reddingsvest aanhad. Tegenadvies: ga geen urenlange wedstrijd zwemmen tegen een boei die weggeblazen wordt. De moraal van het verhaal is dat je ten koste van alles moet voorkomen dat je over de muur gaat. De reling is niet hoger dan zo'n 50 cm dus blijf zoveel mogelijk op je kont, je hurken of je knieën zitten en draag een veiligheidslijn als je op een ruwe zee naar het voordek gaat. Als je in Enkhuizen voor de sluis de blitz wil maken, kun je trouwens beter over je laaif laain spreken. Weten de buren dan waar je het over hebt? Ja hoor, als je er maar listig bij kijkt, anders geloven ze niet dat je het meent.

Marifoon

Een draadloze telefoon, een soort 27 mc bakkie. Zenden met een marifoon vereist een diploma. Voor het luisteren is dat niet nodig. Niemand merkt dat je ongediplomeerd meeluistert. In de buurt van sluizen kan meeluisteren wel eens handig zijn, omdat sluismeesters via de marifoon aanwijzingen kunnen geven. Ook als ze voor een ander bedoeld zijn, is het vaak leuk om op de hoogte te zijn. En als je onverhoopt een acute blinde-darmontsteking oploopt, dan zal niemand erover vallen als je ongediplomeerd om hulp vraagt. Mochten ze er een boete voor willen geven, dan zijn ze welkom. Je bent even goed met de helikopter op weg naar het ziekenhuis.

Het basisidee is simpel. Je eindigt met "over" als je alles gezegd hebt wat je wilde zeggen. Als de ander aan het woord is, houd je je mond totdat je "over" hoort. En het gesprek wordt beëindigd met "uit".

Om een gesprek te beginnen noem je degene die je adresseert, beter twee of drie keer, maar niet vaker, een naam van een schip, of "port control" en daarna wie je zelf bent.

Kanaal 10 is bestemd voor communicatie tussen schepen op de binnenwateren inclusief IJsselmeer en Waddenzee.
Kanaal 77 (en 72) is bestemd voor informele gesprekken.
Kanaal 16 is voor noodoproepen.
Port control heeft meestal in elke haven zijn eigen kanaal.

Markerwaard

De grote schrik van IJsselmeerzeilers. De regering ontkent bij hoog en bij laag dat hij aangelegd zal worden. Dus het lijkt me verstandig om de zeilvakanties voorlopig voorrang te geven boven bergvakanties, nu het nog kan. Naar de Alpen kun je over twintig jaar ook nog wel. Hoewel, wie durft daarop te wedden?

Mast

Wat dat is, weet je wel. De mast van een Dehler 31 is van aluminium en steekt 14,50 meter boven het water uit. Hoeveel verdiepingen zijn dat? Vijf? Met een beetje slagzij prik je zo door de ruiten van een grachtenpand. En de Randmeren zijn dus onbereikbaar met een mast van die lengte. Schepen zoals de Eendracht en andere Sail Amsterdam gangers hebben masten van staal. Hout heeft zich als basis voor masten nog net niet laten uitroeien en misschien raakt koolstofvezel ooit ook nog in zwang. De mast is het meest markante verschil tussen een zeil en een motorboot. In feite is alleen het topje van de mast belangrijk. Het topje van de mast bepaalt (lees: beperkt) de lengte van de zeilen en dus ook het oppervlak. Je kunt slappe doeken alleen maar hijsen als je ergens boven dek een punt hebt waar je houvast kunt zoeken. Denk maar aan de peuter in zijn rubberboot die alleen met zijn jas kan zeilen als hij de peddel in het ophanglusje steekt.

Mastworp

De mastworp is een veelgebruikte steek om bijvoorbeeld een stootwil op te hangen.

Meren

of aanleggen. Vaste verbinding met de wal maken. Is vaak een spannend karwei waarbij alle hands aan deck zijn. De landvast (het touwtje) wordt aan de rand van het dek op een kikker belegd. Die kikker is nagenoeg recht onder de reling in het gangboord geschroefd. Als je op je genomen hebt om te helpen bij het vastleggen, let er dan op dat je het touw onder de reling door naar de paal op de wal zet. De kikker is alleen maar sterk als hij horizontaal belast wordt. Wordt hij te zwaar verticaal belast dan trek je hem uit het dek. Dus laat nooit het touw vanaf de kikker omhoog, over de reling heen naar de wal of het naburige schip lopen. Ook niet als we vastmaken aan een hoge muur of een leeg vrachtschip.

Verder is het vaak wel handig om de meerlijn dubbel te nemen. Daartoe zet je het touw eerst vast op de kikker. Van daar af loopt het touw naar de paal en weer terug naar dezelfde kikker. Dit heeft twee voordelen. De kracht op het touw wordt gehalveerd en dat is wel zo prettig als je het ene eind nog in je hand hebt. Ten tweede ontmeert het makkelijker. Soms is het heel moeilijk om een lus van een paal op de wal af te wippen. Bijna iedereen maakt daarbij dezelfde fout: ze nemen te weinig loos. Als je de lijn dubbel genomen hebt, kun je één eind van je eigen kikker afnemen en hem om de paal heen trekkend weer aan boord krijgen. In theorie, want op deze tocht kan hij ook wel eens knijp lopen. Als je geluk hebt, staat er iemand bij de paal om je te helpen, maar zorg er wel voor dat jij bepaalt wanneer je losgegooid wordt en niet de helper.

Bij het aanleggen wordt ook wel eens hulp aangeboden, vooral als we naast een ander jacht gaan liggen. Het is gebruikelijk dat de bemanning dan jouw lijntje aanpakt, tenzij ze op een terrasje zitten natuurlijk. Omgekeerd verwacht een jacht dat naast ons komt liggen van ons dat we hen helpen. Ben je aan dek, ga dan even in de vanghouding staan, sla hun touwtje onder de reling door om de kikker (het getuigt wel van gastvrijheid als onze kikkers aan de waterzijde - de kant waar de wal niet is - vrij zijn) en geef het weer terug. Als er geen hulp is op de plaats waar wij aan willen leggen en het is niet mogelijk om vanaf ons dek een touw om de paal te krijgen, zelfs niet met behulp van de pikhaak , dan moet een van ons even overstappen. Op zulke momenten is het prettig om een flinke voorraad opvarenden te hebben.

Nog een bevel (het lijkt wel een strafkamp): gooi nooit een touw op eigen initiatief los. Wacht tot degene die de manoeuvre leidt (vraag eventueel wie dat op dat moment is) dat aan je vraagt. Stel eventueel voor - dus niet meer dan dat - om het touw te lossen als je denkt dat de schipper je vergeten is (desnoods luidkeels). Dit geldt natuurlijk ook als je een andere boot helpt. Een touwverbinding met een vast punt is heel waardevol, dus die geeft een schipper niet zomaar op. Het geeft een mogelijkheid extra om een kracht op de boot uit te oefenen. Een schip met lage snelheid met één schroef en het roer controleren, is heel moeilijk. Eén touwtje op de wal kan al een hele verbetering zijn.

Motorschepen hebben tegenwoordig meestal twee, maar soms nog meer schroeven; zeilschepen -nog- niet. Verder stikt het in alle zeehavens van de sleepboten die kunnen helpen bij vertrek en aankomst. Als de sleepboten staken, komt het grote scheepvaartverkeer gierend tot stilstand. De burgemeester van New York heeft ooit (toen er nog niet zoveel vrachtauto's waren) de oproerpolitie op stakende sleepbootkapiteins afgestuurd, omdat er een hongersnood dreigde.

Vroeger deden de opvarenden van tjalken en klippers het natuurlijk met nul schroeven. Elke manoeuvre werd met windkracht en ellebogenstoom uitgevoerd. Die tijd is voorbij. Passeer je nu een brug op die ouderwetse manier dan word je halverwege de manoeuvre gelyncht door 300 wachtende automobilisten.

Een schip ligt goed vast als zowel het voor- als het achterschip (alsof ze niet aan elkaar vastzitten) met twee lijnen vastligt, liefst op verschillende palen. Als je in een box van een jachthaven ligt: touwen naar linksvoor, rechtsvoor, rechtsachter en linksachter. Langszij een schip of kade: Vanaf de boeg naar voren (de voortros), vanaf de boeg naar achteren (de voorspring), vanaf het hek naar achteren (de achtertros) en vanaf het hek naar voren (de achterspring). Als de boot niet achtergelaten wordt, er niet veel golven staan en het stilliggen niet lang zal duren, hoeven de springen niet per se 'uitgebracht' te worden. Je merkt dan meteen waarom dat wel moet als aan een van de genoemde voorwaarden niet voldaan wordt.

Het vereist enige oplettendheid om een zeilboot evenwijdig aan een kade af te meren. Vaak worden de touwen op de boeg te kort vastgezet en ligt het schip schuin naar de kade toe. Wegdrijven zal hij niet, maar het ziet er bespottelijk uit. Tenslotte moet even gecontroleerd worden of de stootkussens hun werk goed doen en ook zullen blijven doen.

Een boot die niet vastligt drift spontaan vanwege wind en/of stroming. Aanmeren begint met een lijn in de tegenovergestelde richting als waar de boot spontaan naar toe wil. Dan heb je dat alvast geneutraliseerd.

Bij het wegvaren gaat die lijn juist als laatste los.

Muggen

Het IJsselmeer heeft een reputatie te verliezen als het om muggen gaat. In Urk worden de straatlantaarns er 's zomers praktisch door verduisterd. Bij zwakke wind bedekken ze zelfs een varende boot en de opvarenden voor minstens de helft. Steken doen ze overdag niet vaak, maar al die pootjes op je blote armen en benen drijven je na een aantal uren tot tropenkolder. En 's avonds steken ze wel. Eén mug in je boot is goed voor hoeveel bulten? In het voordeel van de muggen zijn bovendien alle onduidelijke nisjes in de betimmering waar ze zich schuil kunnen houden. Vermoorden van muggen is dus toegestaan.

Muur

Alles wat over de muur gaat, is weg. De muur is jargon voor 'over boord'.